donderdag 20 september 2007

Vluchtelingen voor de oorlog: Eringeti

“Ik spreek geen Frans”, zei de man met een Engels accent dat ik niet onmiddellijk kon thuis brengen. ‘Zuid-Afrika’ las ik op zijn kaartje. Het kaartje met de typische ijzeren-bolletjes-ketting dat elke MONUC-militair verplicht draagt en dat bij overlijden aan de echtgenote of dichte familie wordt overhandigd. We zitten in Eringeti. Niet zo ver van de Oegandese grens. Mensen spreken hier Mbuba, één van de net telbare dialecten in Kongo, sommigen ook het meer gesproken Swahili en enkelingen Frans. In het Engels is er echter niemand die zich ook maar een beetje kan uitdrukken.

Ik spreek met priester Vincent. Hij vertelt me de verscheurende verhalen van enkele dorpelingen en de dagdagelijkse frustraties en conflicten van de autochtone bevolking vs. de réplaces. Sinds 2002 worden deze mensen onder het controlerende oog van de internationale gemeenschap teruggestuurd. Met de nodige hulp zoals nieuwe schoolgebouwtjes van oa Oxfam en andere ngo’s. En daar sta je dan als autochtone Eringetaan. Al jaren heb je amper water, leef je met het geweergeschut van de rebellen die zich in het oerwoud een beetje verder verschansen en dan zie je plots anderen je buur worden die wel met rijst en andere steun geholpen worden. Het geeft begrijpbare conflicten. Ook deze mensen willen worden gehoord.

Ik zie vele kinderen met het typische blauwe plooirokje en bijhorende cravate op een Dash-wit-hemd en met een schriftje dat aan elke hoek wel enkele ezelsoren telt. Daar staan ze dan voor hun spiksplinternieuwe schoolgebouw. Het oude gebouw is niet meer dan wat houten stokken dat nog net recht blijft staan op de fundamenten van een portie gedroogde koeiendrek alias de lokale cement. Elke dag lopen deze kinderen hoopvol en met het lokale schooluniform richting schoolbanken. Elke dag wachten ze echter tevergeefs op hun leerkrachten die door het gebrek aan salarissen niet zullen opdagen. Vive l’Afrique!

Ik krijg de krop in de keel. Vooral wanneer ik even later opmerk dat vele van deze kinderen het onderste knoopsgat van hun hemdje niet meer dichtkrijgen. Daar staan ze dan, met de smile van het ene oor naar het andere, hun grote kijkers en met balonnebuiken. Rond van de honger en van de éénzijdige voeding.

Maniok is al wat ze eten.

Ik wandel verder en zie kinderen spelen op het lokale voetbalveld. Ze pakken mijn hand. Geef ik deze mensen valse hoop met mijn bezoek?

Geen opmerkingen: